Manju
Manju zou oorspronkelijk afkomstig zijn uit China, afgeleid van de Chinese “koekjes” gemaakt uit mochi, een soort kleefrijst. De oorspronkelijke Chinese benaming voor deze balletjes was Mantou, wat later in Japan Manju zou gaan heten. In de 13e eeuw zou een Japanse monnik, genaamd Shoichi Kokushi, het recept van Mantou meegenomen hebben van zijn verblijf in China waar hij Zen Boeddhisme studeerde.
Manju is heel geliefd in Japan en wordt als snack/snoepje gegeten, maar ook als dessert na de maaltijd. Er zijn ontzettend veel variaties van Manju, vaak ook streekgebonden aan een bepaalde regio in Japan. Nu eens in een exotisch smakend frisgroen blad gewikkeld, dan weer in lichtbruine sesamzaadjes gerold. Zo heb je Mushi Manju (gestoomd), Yaki Manju (gebakken) en Mochi Manju.
Manju is niet duur en overal verkrijgbaar – zowel bij de vele konbini als bij straatventers – wat mede oorzaak is voor hun grote populariteit. Konbini zijn lokale minisupermarkten die het hele jaar door dag en nacht geopend zijn. In de grote steden vind je op bijna elke straathoek een konbini.
Manju wordt met name veel gegeten gedurende de koude wintermaanden. Als de temperatuur daalt, stijgt de verkoop van Manju.